Er was eens … een student, die zonder vertraging een studie volgde, een diploma behaalde en nog lang en gelukkig leefde. Einde.
Nou, dat is pas een sprookje. In de echte wereld is studeren vaak een eenzame worsteling. Zelfs de meest gemotiveerde studenten lopen soms vast tijdens hun opleiding. En ook het behalen van een diploma biedt nog geen garantie op een happy end.
Met het Sprookjesboek voor studenten die niet in sprookjes geloven laat auteur en docent Raimke Groothuizen je verwonderen door de (levens)lessen die de studerende sprookjesfiguren op soms pijnlijke wijze leren. In twaalf verhalen maak je kennis met ambitieuze studenten die om diverse redenen vastlopen: prestatiedruk, discriminatie, onbegrip van docenten en verwachtingen van thuis.
Na ieder sprookje volgt het persoonlijke verhaal van een échte student. Welke obstakels moet je tijdens je opleiding overwinnen om nog ‘lang en gelukkig’ te leven? Hoe behoud je je motivatie? Wie kun je om hulp vragen? De laagdrempelige fantasierijke metaforen in het boek bieden een tegenwicht voor de complexe hedendaagse wereld waarin je als student makkelijk de weg kwijt kunt raken.
Hier delen we een van die sprookjes, De afwezige heks, met daarbij het persoonlijke verhaal van student Madycke.
Waarschuwing: de fictieve verhalen zijn geïnspireerd op werkelijke situaties, voorvallen en gemotiveerde studenten, en kunnen aangrijpend herkenbaar zijn.
Locatie: instructielokaal
‘Sorry, dat ik te laat ben,’ zegt ze schouderophalend. Ik kijk zwijgzaam toe hoe ze plaatsneemt achter in de klas. Ze rommelt wat in haar tas en legt een notitieboek en etui op de tafel voor haar. De rest van de studenten kijkt afwachtend mijn kant op. Mijn blik houd ik strak op de student die zojuist halverwege mijn uitleg binnen is gekomen. Onze blikken kruisen elkaar en ze gebaart me: ‘Ja, ga maar verder met uw les, let maar niet op mij.’
Illustratief tik ik op mijn horloge. Ze zucht duidelijk hoorbaar. De andere studenten houden gespannen hun adem in. ‘Ik zei toch al sorry? U heeft zich vast ook weleens verslapen, toch?’ Ik trek mijn wenkbrauw op.
‘Amara Zwerfblom, volgens mij hebben we het hier al verschillende keren over gehad. Een theoretische studie vergt discipline en een respectvolle houding naar je docenten. Als je dit niet kunt opbrengen, is dit misschien niet de plek voor jou. Daarnaast heb je al een praktische opleiding afgerond, dus ik vraag me sowieso af wat je hier nog wilt komen halen,’ zeg ik op kritische toon.
Ze slaat haar armen defensief om zich heen. ‘En volgens mij heb ik u in diezelfde gesprekken ook verteld dat het mijn droom is om mijn eigen keten salons op te zetten. Dus u weet waarom ik hier wil leren hoe ik een goede ondernemer word,’ zegt ze gepikeerd.
‘Ah ja, een keten kapsalons wilde je opzetten.’ Ik leg de nadruk op kapsalons en hoor om me heen zacht gniffelende studenten. Na een korte stilte vervolg ik: ‘Nou, dame, als je een goede ondernemer wilt worden, is het zaak dat je je aan gemaakte afspraken houdt en op tijd bent.’
Ze zucht nogmaals duidelijk hoorbaar. Dan zegt ze uitdagend, terwijl ze het lokaal rondkijkt: ‘Ik had ook niet naar uw les kunnen komen, zoals het deel van onze klasgenoten dat nu ontbreekt.’ Ongemakkelijk kijken studenten elkaar aan. Haar woorden doen mijn schouders verstrakken. Mijn ooglid begint te trillen. Nee, ik ga hier niet uit mijn slof schieten. Ik maan mezelf rustig adem te blijven halen. De spanning in het lokaal is om te snijden.
‘Amara, we hebben het hier na de les nog over,’ zeg ik beheerst. ‘Dan ga ik nu verder met de uitleg over het uitwerken van de marktanalyses voor jullie project dit blok. Hopelijk zonder verdere onderbrekingen.’ Ik verzacht mijn blik en kijk de groep studenten rond. ‘Wie weet nog waar we gebleven waren?’
‘Niet vergeten om voor de les volgende week je swot-analyse mee te nemen,’ eindig ik. Een paar studenten knikken braaf, maar het grootste deel van de groep is al gestart met het inpakken van hun spullen om zo snel mogelijk het lokaal te verlaten. Het is nu rond het middaguur, dus ze zullen wel honger hebben. Dat snap ik ook wel, na anderhalf uur luisteren.
Ook Amara heeft haar spullen al in haar tas gedaan, maar maakt geen aanstalten om het lokaal te verlaten. Terwijl ik de laatste vertrekkende studenten gedag zeg, loop ik haar kant op. Ze moet wat naar achteren leunen in haar stoel om oogcontact met me te houden als ik voor het tafeltje sta.
‘Ik vond je houding vandaag ronduit respectloos,’ zeg ik kalm. Zwijgend kijkt ze me aan.
‘Wat heb je daarop te zeggen?’
Ze bijt op haar lip. ‘Het spijt me, mevrouw. Ik gedroeg me inderdaad als een puber,’ zegt ze schuldbewust. Ze aarzelt even, dan zegt ze voorzichtig: ‘Maar, er spelen wat dingen …’
‘Natuurlijk, spelen er wat dingen. Dat is in mijn leven naast school ook zo.
Maar dit gebruiken als excuus om je zo onfatsoenlijk te gedragen, dat is echt een zwaktebod,’ zeg ik vermanend.
Ze knikt begrijpend. Van haar felle houding aan het begin van de les is weinig over. Met gebogen hoofd belooft ze me dat het niet meer zal gebeuren. Ik knik goedkeurend. ‘Je mag gaan. In ons volgende een-op-eengesprek hebben we het hier nog wel over.’
Snel grabbelt ze haar tas van de grond en haast zich langs me heen. Ik roep haar nog na dat we het dan ook zullen hebben over haar matige studieresultaten.
Locatie: gespreksruimte
Voor me ligt mijn grote zwarte notitieboek. Hierin houd ik de resultaten en gespreksverslagen bij van alle studenten van wie ik studieloopbaanbegeleider ben. Ik geef met een kleine tik van mijn toverstaf het notitieboek de opdracht open te slaan bij de naam Zwerfblom.
Met mijn vinger ga ik langs de resultaten van het afgelopen blok. Amara’s cijfers zijn beduidend slechter dan een blok eerder. Ook bij aanwezigheid in de lessen is een negatieve tendens te zien. Er staan een paar opmerkingen bij die collega’s gemaakt hebben. Het is een van de docenten opgevallen dat het projectgroepje van Amara last heeft van haar wisselende aanwezigheid. Een Andere collega gaf bij me aan dat Amara een wat afwezige indruk maakte als ze wel de les bezocht.
Het is ook wel een bijzondere student. Met haar 25 jaar is ze de oudste student van haar klas. Ze heeft al een praktische opleiding afgerond. De meeste heksen kiezen ervoor om na een praktische opleiding te stoppen met studeren en het werkveld in te gaan. Sowieso is de populatie heksen onder onze studenten nihil. Heksen hebben over het algemeen weinig ambitie om theoretisch onderlegd een business te starten. Vaak zie je wel dat ze zelfstandig werken in de bouw of lichamelijke verzorging, maar dat is dan meer een logisch gevolg dan een strategische keuze.
Maar goed, Amara heeft inderdaad het plan opgevat om een keten kapsalons op te zetten. Mijn vinger blijft hangen bij het verslag van het eerste gesprek dat ik met haar had. Daarin staan de woorden ‘Magische Manen’. Ik herinner me dat het de naam was die ze in gedachten had voor haar keten. Erg volks, maar goed, dat is natuurlijk ook het milieu waar ze vandaan komt.
Als ik nog wat verder lees in het eerste gespreksverslag, zie ik dat haar moeder uit beeld is. Ze woont samen met haar vader en haar broertje. Haar vader is ook ondernemer. Ik lees terug dat ze hem ‘haar grote voorbeeld’ noemt. Ze zal wel een vaderskindje zijn.
Haar vader zal waarschijnlijk hard moeten werken om alles rond te krijgen thuis. Het opvoeden zal er dus wel een beetje bij inschieten. Je kan het zo’n man niet kwalijk nemen, die doet ook wat binnen zijn vermogen ligt, maar zo krijg je dus onbeleefde jongelui.
Ik kijk op de klok aan de wand tegenover me. Tien minuten te laat. Of misschien is ze het gesprek helemaal vergeten. Als ze er over vijf minuten nog niet is, ga ik andere dingen doen. Er liggen nog stapels nakijkwerk op me te wachten. Dan zie ik een rood aangelopen gezicht verschijnen in de deuropening. ‘Sorry, professor Zilvermantel, ik kon er dit keer echt niks aan doen. Mijn bezem begaf het onderweg, dus het laatste stuk heb ik moeten lopen. Anders was ik echt ruim op tijd geweest.’
Hoofdschuddend en geïrriteerd gebaar ik haar plaats te nemen op de stoel voor me. Gehaast gaat ze tegenover me zitten, haar ademhaling klinkt zwaar. Het is dat ze al zo vaak te laat gekomen is in mijn les, anders zou ik haar verhaal waarschijnlijk wel geloven. Ik kijk haar serieus aan en zeg: ‘Ik heb weinig positiefs te melden, helaas.’ Ze slaat haar ogen even neer. Langzaam draai ik het grote boek haar kant op en tik met mijn vinger op laatst bijgekomen resultaten. Ze neemt de cijfers, de meeste roodgekleurd, in zich op.
‘Dat ziet er niet goed uit,’ concludeert ze. Ik mompel bevestigend.
Mijn vinger verplaatst zich naar het kopje aanwezigheid. Haar ogen volgen. ‘Kijk Amara, tijdens deze studie heb je geen aanwezigheidsplicht zoals op je vorige opleiding. Misschien is het lastig voor je om met dat soort vrijheid om te gaan? Of is het allemaal te veel om te overzien?’
‘Nee, dat is het niet,’ zegt ze zacht. Ik kijk haar onderzoekend aan, wachtend op de volgende smoes.
‘Het is gewoon lastig om mijn studie te combineren met thuis en mijn werk naast school.’
Ik zet mijn bril recht op mijn neus en leun een beetje naar voren. ‘Je moet ook wel beseffen dat een voltijdstudie behoorlijk wat van je vraagt, zeker als je moeite hebt met theoretische vakken met jouw achtergrond. Een opleiding is niet een hobby-dingetje dat je halfbakken naast je bijbaan kunt doen.’
Amara opent haar mond om te reageren, maar lijkt zich toch te bedenken. Haar lippen sluiten zich weer.
‘Mijn dringende advies aan jou is, kies voor je studie of voor je bijbaan. Allebei half doen, dat is gewoon geen optie,’ zeg ik resoluut en laat me weer wat verder terugzakken op mijn stoel.
Amara heeft een van haar zwarte glimmende lokken rond haar vinger gerold en speelt er wat onrustig mee. Ze lijkt na te denken. Mijn mondhoek krult onwillekeurig omhoog, fijn te zien dat mijn woorden toch zijn binnengekomen.
‘Mag ik u een beetje een gekke vraag stellen?’ Ze maakt geen oogcontact met me, maar kijkt gebiologeerd naar de pluk haar rond haar vinger. Ik reageer bevestigend.
‘Als studieloopbaanbegeleider bent u mijn eerste aanspreekpunt, toch?’
‘Dat klopt.’
‘Stel nou, dat ik liever met iemand anders zou willen praten over wat er allemaal speelt …’
Mijn ogen vernauwen zich tot spleetjes.
‘… is dat dan ook mogelijk?’ vraagt ze voorzichtig.
Vol ongenoegen slaak ik een zucht.
‘Volsta ik niet als gesprekspartner?’
De irritatie in mijn stem is duidelijk waarneembaar.
‘Omdat ik je niet aanpak met fluwelen handschoentjes? Omdat ik je wijs op je eigen verantwoordelijkheid? Is dat het misschien?’
Geschrokken kijkt ze me aan.
‘Nee, nee, dat bedoel ik niet. Maar ik weet niet of u me echt verder kunt helpen met …’ stottert ze.
Ik recht mijn rug en sla mijn armen over elkaar heen.
‘Voor je zit meer dan vijfendertig jaar onderwijservaring. Inderdaad, zo lang sta ik voor de klas. Zoveel jaar begeleid ik al jonge mensen richting het werkveld. En durf jij nu te stellen dat ik jou niet kan helpen?’ Ik snuif duidelijk hoorbaar.
Amara kijkt me met haar grote paarse ogen ontzet aan.
‘Jongedame, als ik jou niet kan helpen, kan niemand in ons docententeam dat. Want als ik jou niet kan helpen, betekent het dat jij niet geholpen wilt worden.’
Ze slikt.
‘Denk daar maar eens goed over na. Wat mij betreft zijn we voor nu wel klaar,’ besluit ik. Dan klap ik het grote zwarte boek dicht. Ik zie dat Amara opschrikt van het geluid. Mijn stoel schuif ik naar achteren en sta op. Het boek klem ik onder mijn arm en ik loop richting de deur.
In de deuropening draai ik me om en zeg: ‘Ik zal een aantekening van dit gesprek maken en je weet me te vinden als je je excuses wilt komen maken.’ De jonge heks zit voorovergebogen aan tafel, haar handen voor haar gezicht geslagen en haar lichaam schokt een beetje. Ik verlaat de ruimte geruisloos.
Locatie: docentenruimte
‘Professor Zilvermantel, mag ik u iets vragen?’ Ik kijk op van achter de stapel papieren voor mijn neus. Mijn blik gaat omhoog. Voor me staat een reusachtige student ongemakkelijk op zijn benen te wiebelen.
‘Maar natuurlijk.’
‘Mijn projectgroepje en ik vroegen ons af of u toevallig iets gehoord heeft van onze groepsgenoot Amara. We kunnen geen contact met haar krijgen en we hebben haar al weken niet in de lessen gezien. We dachten dat u als studieloopbaanbegeleider misschien meer zou weten?’
Over mijn leesbril heen kijk ik naar de zenuwachtige jongen. Typisch zo’n student die denkt dat het grote geld te verdienen is in de ict-wereld. Met zijn vieze zwarte shirt en te hoog opgetrokken spijkerbroek oogt hij als een nerd. Daarbij ontwijkt hij oogcontact met me. Ik probeer me te herinneren wat zijn naam is. Iets van Sheldon of Dexter? Ik weet het niet meer.
Ik zet mijn bril af en leg die voor me op tafel. ‘Ah ja, Amara, die heb ik ook al een tijdje niet meer gezien.’
Nerveus vraagt de student: ‘Weet u of ze gestopt is? Ze zou een deel van ons onderzoek op zich nemen, maar zonder haar aandeel voldoen we als groep niet aan de beoordeling scriteria. Het zou echt heel erg oneerlijk zijn als we door haar afwezigheid als projectgroep een onvoldoende halen, vindt u niet?’
‘Ja, écht heel erg oneerlijk,’ herhaal ik zijn woorden met een licht cynische ondertoon.
Op het gezicht van de jonge reus verschijnen rode vlekken. Onrustig friemelt hij aan zijn shirt.
‘Misschien is het slim om met je projectgroepje eens samen te kijken hoe jullie het oplossen als Amara dit blok niet meer aansluit. Wat kunnen jullie zelf doen om dit probleem op te lossen en te zorgen dat jullie wel een voldoende halen in de beoordelingsweek?’
De jonge reus lijkt naar woorden te zoeken. Eugene! Ja, nu weet ik het weer, dat is zijn naam.
‘Dus Eugene, wat ga jij nu doen?’
‘Sorry professor Zilvermantel, u heeft gelijk. Ik ga nu meteen met mijn groepje overleggen wat wij zelf kunnen doen om het ontbrekende stuk onderzoek zo snel mogelijk toe te voegen.’
En voor ik kan reageren, heeft hij zich omgedraaid en zich met grote passen uit de voeten gemaakt.
Naast me klinkt gegrinnik. Mijn collega draait zijn stoel een kwartslag naar me toe en zegt op dreigende fluistertoon: ‘Professor Elara Zilvermantel, de schrik van onze studenten.’
Ik glimlach liefjes zijn kant op en vraag: ‘De schrik van luie studenten, bedoel je dat, professor Goudspin?’
Mijn collega Rumpel schiet in de lach. ‘Jazeker, dat bedoelde ik inderdaad. In de ruim twintig jaar dat we nu samenwerken, heb je je reputatie meer dan waargemaakt. Onze studenten … Correctie! Onze luie studenten zijn doodsbang voor je. En ik soms ook,’ voegt hij grijnzend toe.
Hoofdschuddend kijk ik hem aan. Met zijn pretoogjes, witte baardje en roodgekleurde bolle wangen maakt Rumpel een sympathieke indruk. Maar ik ken hem lang genoeg om te weten dat er onder zijn vrolijke verschijning een keiharde zakenman schuilgaat, die al vele succesvolle bedrijven in de farmacie heeft opgezet naast zijn werk hier.
Hij is net als ik wat van de oude stempel: voor succes moet je hard werken. Dat krijg je niet cadeau. Al lijken onze nieuwe collega’s daar anders over te denken, die zijn toch wat meer van de softe aanpak. Dat zie je ook terug bij de nieuwe generatie studenten die we binnen hebben, die zijn niks gewend. Ze beginnen al bijna te huilen als je ze een keer stevig aanpakt. Ik vraag me af waar het met onze maatschappij naartoe gaat als deze verwende generatie de boel straks moet runnen.
‘Elara?’
Ik schrik op uit mijn gedachten.
‘Ik vroeg je naar de status van Amara. Ze is ook al in tijden niet in mijn lessen verschenen,’ zegt Rumpel.
‘Tja, tijdens ons laatste gesprek heb ik haar nogal stevig aangepakt. Maar misschien heeft het haar wel aan het denken gezet,’ antwoord ik. Het gesprek heeft een maand geleden plaatsgevonden en sindsdien heb ik haar niet meer op school gezien.
‘Heeft ze zich uitgeschreven?’ vraagt Rumpel.
Ik pak mijn zwarte notitieboek erbij en laat het naar de goede pagina bladeren. ‘Nee, niet dat ik hierin terug kan zien. Het lijkt me eerlijk gezegd sterk dat ze na een maand afwezigheid nog de illusie heeft dat ze genoeg studiepunten kan halen om dit studiejaar positief af te ronden. Zou ze dan vergeten zijn zich uit te schrijven?’ vraag ik mezelf hardop af.
‘Of misschien is er iets anders aan de hand, Elara. Ik heb je toch een tijd geleden aangegeven dat ze in de les zo’n afwezige indruk maakte?’ Daar kan ik me inderdaad iets van herinneren.
Ik haal mijn schouders op. ‘Nee, ze gaf in het laatste gesprek aan dat ze moeite heeft haar studie te combineren met haar bijbaan. Ik heb haar toen duidelijk gemaakt dat ze zich gecommitteerd heeft aan een voltijdstudie, daar kun je niet ook nog een veeleisende bijbaan naast hebben.’
Rumpel zucht bevestigend.
‘Ja, dat was in onze tijd toch wel heel anders, hè? Toen was het een eer als je mocht gaan studeren. Daar was je zo trots op dat je al je aandacht en tijd besteedde aan het behalen van goede resultaten. Wat zeg ik? De best mogelijke resultaten. Maar die studenten van nu lijken met een voldoende al zeer content te zijn. Ik ging niet voor minder dan een negen,’ verzucht ik.
‘Ja, dat waren nog eens tijden,’ zegt hij wat dromerig. Dan lijkt hij zich te herpakken en kijkt me strak aan: ‘Wil je toch voor de zekerheid even contact opnemen met Amara? Ik maak me toch een beetje zorgen.’
Ik zeg hem toe dat ik contact met haar zal opnemen, al is het alleen maar om haar erop te wijzen dat ze zich waarschijnlijk vergeten is uit te schrijven.
Locatie: nummer 13
Een beetje schichtig kijk ik om me heen. Hier ergens moet het zijn. Ik check nog even het stukje perkament waarop ik het adres geschreven heb.
Dit is een stuk van de stad waar ik eigenlijk nooit kom. Kennelijk is het hier heel normaal om je barbecue en kookpot in je voortuin te zetten. Voor sommige huizen zitten zelfs bewoners te roken. Af en toe komt er een tiener op een opgevoerde oude bezem met veel lawaai voorbij gesjeesd. Verder is het stil op straat.
Inmiddels sta ik voor een rijtjeshuisje waar gehaakte gordijntjes voor de ramen hangen. Nummer 13. Mijn vinger duw ik voorzichtig tegen de deurbel. Er gebeurt niks. Nogmaals check ik het adres. Dit is het laatst bekende adres van Amara dat in de schooladministratie staat. Hier moet het zijn.
Mijn vinger gaat nogmaals naar de bel. Het kan natuurlijk zijn dat ik niet hard genoeg gedrukt heb. Expres duw ik de knop langer en harder in. Niks. Achter me hoor ik een licht piepend geluid. Snel draai ik me op. Een in elkaar gebogen oude heks nadert me met haar piepende rollator. Ze brabbelt iets onverstaanbaars.
‘Sorry mevrouw, wat zegt u?’ vraag ik hard en duidelijk articulerend. Ik ga er gemakshalve maar van uit dat bejaarden in de regel een slecht gehoor hebben. Uit haar tandeloze mond komt weer een onduidelijke woordenbrij waar ik geen touw aan kan vastknopen.
‘Ik ben op zoek naar de familie Zwerfblom. Kent u die?’ Ik probeer nog iets langzamer te praten in de hoop dat de oude heks voor me mijn vraag begrijpt.
Ze knikt.
‘Familie Zwerfblom woont hier toch? Op nummer dertien?’ Ter illustratie gebaar ik naar het getal naast de voordeur.
De oude dame schudt haar hoofd. En wijst naar het stuk perkament dat ik in mijn hand heb. Wacht, wil ze schrijven? Ik grabbel snel een ganzenveer uit mijn schoudertas en reik de dame de veer en het vel perkament aan.
Ze zet haar rollator op de rem en gebruikt de gescheurde zitting als tafeltje. Ze begint te krassen op het perkament. Even ben ik bang dat ik haar verkeerd begrepen heb, maar dan strekt ze haar arm naar me uit met het getekende vel in haar hand.
Er staan twee huizen op de tekening. Een met een puntdak en nummer 13 erop, dat zal de woning zijn waar we nu voor staan. En een huis met een plat dak en nummer 27. Naast het huis staat een emmer en een bezem. De vrouw wijst van nummer 13 naar nummer 27.
‘Zijn ze hiernaartoe verhuisd?’ De oude heks knikt en wijst naar het huis met de emmer ernaast. Dan maakt ze met haar vuist tot twee keer toe een horizontale beweging.
‘Deur openen?’ begin ik te raden. De vrouw schudt haar hoofd en herhaalt de beweging.
‘Raam open?’ Ze schudt weer van niet. En houdt haar pezige vuist voor, het lijkt alsof ze iets vasthoudt.
‘Bedoelt u, ramen zemen?’ vraag ik twijfelend. Ze knikt enthousiast en begint weer te wijzen naar het huis met de emmer.
‘Ze wonen nu in een huis met nummer zevenentwintig met gezeemde ramen?’ vraag ik aarzelend. Het enthousiasme verdwijnt en wat teleurgesteld schudt de heks haar hoofd weer. Ik krijg het gevoel dat ik hier ontzettend mijn tijd sta te verdoen. Proberen te communiceren met iemand die misschien wel hartstikke dement is en onzin uitkraamt. Zonde.
‘Dank voor uw hulp, maar ik begrijp u echt niet,’ zeg ik luid. De oude heks gebaart me dichterbij te komen. Daar voel ik voel weinig voor; ze ziet er niet uit alsof ze persoonlijke hygiëne belangrijk vindt.
‘Nee, dank u,’ zeg ik, wijzend op mijn horloge. Ze schudt weer teleurgesteld met haar oude hoofd.
Ik schrik op van het helse kabaal dat dichterbij komt. Dan klinkt er een oorverdovend piepend geluid. Naast de rollator van de oude vrouw komt een opgevoerde oude bezem tot stilstand. De jonge heks – met een gezicht vol puisten – die erop zit, buigt naar de oude vrouw toe. Ze brabbelt wat in zijn oor. Hij knikt kort en richt zich dan tot mij.
‘Mijn grootmoeder zegt dat de familie Zwerfblom na het ongeluk verhuisd is naar het bedrijfspand van het familiebedrijf. Ze heeft het voor u getekend. Ze zijn verhuisd naar nummer zevenentwintig, hier om de hoek op het industrieterrein. Het is het pand met de grote emmer ernaast.’ Hij wijst naar rechts de straat in. Ik knik begrijpend en bedank voor de informatie. Snel haast ik me de kant op die de puber me net wees.
Locatie: nummer 27
Aangekomen bij het pand zie ik meteen wat de puisterige puber bedoelde. Naast het vierkante gebouw staat een groot bronzen beeld van een emmer met een bezem ernaast. Zwerfblom Glazenwassers staat er boven de deur van het pand.
Ik realiseer me dat ik nooit aan Amara heb gevraagd wat voor bedrijf haar vader eigenlijk heeft. Mijn aanname was dat hij in de bouw zou werken. Maar goed, een glazenwassersbedrijf zit toch ook wel in die categorie.
Wanneer ik de deur van het bedrijfspand opentrek, hoor ik in de verte een bekende stem. Dan klinkt er een zoemer, om aan te kondigen dat er iemand het pand binnenkomt. Ik sta in een kleine ruimte met een balie. ‘Even bellen als er niemand bij de receptie zit’, staat op een briefje op de balie. Ernaast een ouderwetse hotelbel. Dat roept oude herinneringen op, ik druk er drie keer op.
Na de tweede keer drukken, schiet de deur achter de balie met een zwaai open. ‘Goedemiddag.’ Haar stem sterft weg als ze ziet dat ik voor haar neus sta.
Ze blijft als versteend staan. De jonge heks die ik alleen ken met piekfijn gestylede haren en een modieuze outfit, staat in de deuropening met een logge werkoverall aan. Haar haar in een slordig knotje en op haar gezicht ontbreekt ieder spoortje van make-up. Ik herken haar bijna niet.
‘Wie is het?’ klinkt een breekbare mannenstem achter haar. Ze draait haar hoofd een kwartslag en antwoordt: ‘Iemand van school.’
‘Zit je in de problemen?’ Amara tovert een glimlach op haar gezicht.
‘Nee hoor, pa, maak je maar geen zorgen. Ik heb alles onder controle,’ zegt ze op geruststellende toon.
‘Ah, nu begrijp ik het,’ zeg ik. ‘Jouw bijbaan is in het bedrijf van je vader.’ Ze knikt zwijgend.
‘Fijn voor je dat je nu al lekker geld verdient op jouw leeftijd, in plaats van in de schoolbanken te zitten. En die overall staat je goed, hoor,’ zeg ik met een licht cynische ondertoon.
Een gepijnigde grimas verschijnt op het gezicht van de jonge heks voor me.
Dan klinkt de zoemer weer en vliegt de deur van het pand open. Automatisch draai ik mijn hoofd. In de deuropening staat een zelfverzekerde jonge heks van een jaar of twintig.
‘Hey zussie, wij zijn buiten klaar voor vandaag. Hoe is het hier op de zaak?’ roept hij amicaal naar Amara. Ze wijst subtiel naar mij.
‘O pardon, ik zag niet dat er een klant binnen was. Mijn excuses, mevrouw,’ zegt de flinke jongen.
‘Nee nee, dit is geen klant, dit is mijn docent. Mijn studieloopbaanbegeleider: professor Zilvermantel,’ zegt Amara snel.
Het is even stil en ik voel hoe de jongen me van top tot teen in zich opneemt.
‘Is dit die vrouw die …’ Voor hij zijn vraag kan afmaken, maant zijn zus hem tot stilte. Ze kijkt hem veelbetekenend aan. Hij lijkt de hint te snappen.
‘Wil je dat ik even naar achter ga, om bij pa te checken? Zodat jullie hier kunnen praten?’ vraagt hij vervolgens.
Amara mompelt bevestigend, maar uit haar houding is vooral weerstand af te lezen. Niet dat dat mij iets deert. Ik ben hier om haar te vertellen dat ze niet moet vergeten om zich uit te schrijven van de opleiding. Daarna scheiden onze wegen.
De jongen loopt langs haar heen en wil de deur achter haar openen. Maar dan lijkt hij zich te bedenken. Met de deurklink al in zijn hand draait hij zich naar mij. Zijn gezicht is rood aangelopen. Hij kijkt niet blij. Ik zie hoe zijn andere hand verandert in een ferme vuist.
‘Mevrouw de professor, u bent vast heel geleerd en slim om les te mogen geven. En aan de rimpels op uw gezicht te zien doet u dat ook al heel erg lang.’
Zijn stem klinkt dreigend.
‘Maar dat maakt u nog geen goede docent.’ Ik kijk hem verrast aan. Hij wijst naar zijn zus.
‘Ziet u haar?’ Ik bevestig.
‘Nee.’ Hij verheft zijn stem.
‘Ziet u haar écht, mevrouw?’ Er verschijnt een boze frons op zijn voorhoofd. Ik weet niet hoe ik moet reageren, ik voel me wat ongemakkelijk.
‘Als u haar écht zou zien, zou u weten dat mijn zus ervan droomt een kapsalonketen te beginnen.’
Zachtjes zeg ik: ‘Maar dat weet ik wel.’
De boze jongeman voor me gaat verder: ‘Als u haar écht zou zien, zou u haar gesteund hebben, na het ongeluk van onze vader. In plaats van haar voor de klas te kleineren en haar praktisch te dwingen haar studie – en daarmee haar droom – op te geven.’
‘Ongeluk?’ vraag ik.
Beschaamd zegt Amara: ‘Ja sorry, dat heb ik u een paar keer proberen te vertellen, maar …’
Haar broer onderbreekt haar ferm en richt zijn boosheid weer op mij.
‘Ziet u wat u gedaan heeft? Amara heeft het gevoel dat ze zich naar u toe moet verantwoorden. Maar ú was er niet om haar te steunen, na het bedrijfsongeval van onze vader. Wist u dat hij nu deels verlamd is, mevrouw?’
Ik schud beschaamd mijn hoofd.
‘Dat betekent dat hij de hele dag zorg nodig heeft. En heksen zoals wij komen niet in aanmerking voor een verzekering, dus mogen we het nu zelf oplossen.’ Hij prikt met zijn vinger in de schouder van zijn zus.
‘Deze hier, die heeft de volledige zorg voor pa op zich genomen als mantelzorger,’ zegt hij resoluut, maar trots.
Ik voel me heel ongemakkelijk. Hier had ik echt totaal geen weet van. Het verklaart wel een hoop inderdaad.
Hij prikt nogmaals in haar schouder. ‘Au, stop daarmee,’ zegt Amara.
‘Ik denk dat het heel belangrijk is dat mevrouwtje de professor hier ook weet heeft van wat je daarnaast allemaal doet, zusje.’
‘Sorry?’ zeg ik.
Het vuur in zijn ogen laait weer op als hij zich naar mij draait. ‘U bent ook een ondernemer, toch?’
‘Dat was ik in een ver verleden,’ antwoord ik.
‘Nou, dan weet u toch als geen ander, dat als er niet gewerkt wordt er ook geen brood op de plank is? En als je vader een glazenwassersbedrijf runt, dan moeten alle klussen doorgaan om onderdak, eten en zijn zorgkosten te kunnen betalen. Mag u eens raden, wie zijn coördinerende taken vervolgens is gaan uitvoeren?’ Hij kijkt me strak aan.
Het besef begint te komen dat ik een heel grote fout heb gemaakt. Hoe kan het dat ik geen weet had van deze situatie?
‘Nou?’ zegt hij nors.
‘Jouw zus?’ Ik hoor een lichte bibbering in mijn eigen stem.
‘Inderdaad professor, ik moet toegeven dat u wel snel van begrip bent,’ zegt de jongen sarcastisch.
‘Wilt u ook nog raden wie al het papierwerk op zich genomen heeft voor het huis dat we hebben moeten verkopen, omdat we anders de automatische rolstoel van pa niet konden betalen?’
Ik sla mijn ogen neer. Wat een verdrietige situatie om dan na al deze tegenspoed ook je woning nog te moeten verkopen. Mijn hele lijf vult zich met een gevoel van schaamte.
Met een paar ferme passen staat de jongen recht voor me. Hij kijkt me geëmotioneerd aan.
‘Weet u hoe vaak ik Amara gevraagd heb zich uit schrijven van de opleiding?’
Ik haal mijn schouders op.
‘Dagelijks, mevrouw. Dagelijks. En weet u wat ze dan antwoordt?’ Het blijft even stil.
Zijn ogen zijn vochtig van emotie.
‘Ze antwoordt dat ze zich niet wil uitschrijven, omdat ze dan het gevoel heeft dat ze haar droom opgeeft. Kunt u zich dat voorstellen? Dat ze ondanks deze ongelofelijke rotsituatie nog steeds durft te geloven in haar dromen?’
Ik voel een brok in mijn keel.
‘En dat ze dan tussen de zorg voor onze pa en werken op de zaak, toch probeert lessen bij te wonen om haar droom te verwezenlijken. Maar vervolgens alleen maar tegenwerking krijgt van zo’n over het paard getilde oude tak als u.
Gadver, ik walg van uw soort.’ En om zijn statement kracht bij te zetten, tuft hij op mijn schoenen.
Verslagen kijk ik van mijn besmeurde schoenen naar de dader en terug. Amara legt liefdevol haar hand op de schouder van haar broer en trekt hem zachtjes naar achteren, naar zich toe. ‘Dank je wel, lieve broer. Ga jij nu bij pa kijken?’
Ineens lijkt hij te beseffen wat er zojuist allemaal gebeurd is. En van een hele potige boze kerel zie ik hem veranderen in een behulpzame jonge jongen. Hij kijkt me geschrokken aan en stamelt: ‘Sorry, mevrouw, ik zal een doekje voor u halen.’ En hij haast zich vervolgens naar de ruimte achter de balie.
Amara kijkt me een beetje onwennig, maar toch vriendelijk aan en wijst naar het tafeltje voor de balie. ‘Zal ik u maar even bijpraten over de afgelopen maanden?’
Het verhaal van Madycke
Het voelt als de dag van gisteren dat ik vol enthousiasme de drempel van de hogeschool betrad, klaar om de volgende stap in mijn schoolcarrière te zetten. Na jaren hard werken had ik mijn diploma op het mbo gehaald en ik was vastbesloten dat ik meer kon dan dat. Ik zat midden in de nasleep van het verlies van mijn vader. In plaats van dat ik koos voor stilstaan, koos ik voor groei. Met een diploma als mediavormgever op zak en een net gestarte onderneming als freelance vormgever was ik klaar om mij te storten op een nieuw avontuur. Maar wat begon als een opwindend nieuw hoofdstuk, veranderde al snel in een emotionele achtbaan vol met twijfels.
Tijdens mijn intake voor de opleiding werd me verteld dat ik alles goed zou kunnen combineren, maar de praktijk bleek anders. Ook de vooroordelen waarmee ik te maken kreeg als voormalig mbo-student vielen tegen. Het begon met subtiele, pijnlijke opmerkingen van sommige docenten, alsof ze me al beoordeelden voordat ik mezelf kon bewijzen. Mijn ambities leken in twijfel te worden getrokken vanwege mijn achtergrond. ‘Op het mbo hoef je helemaal niet zo hard te werken,’ kreeg ik te horen, terwijl ik juist de afgelopen vier jaar keihard had gewerkt om een diploma te halen. Ik ging de discussie aan en sprak docenten aan op hun vooroordelen, maar hierdoor kreeg ik voor mijn gevoel al snel de stempel moeilijke student.
De confrontatie met mijn docentcoach in het tweede leerjaar haalde mijn motivatie al helemaal naar beneden. ‘Je kunt altijd nog stoppen met de opleiding,’ zei hij zonder aarzeling. Zijn woorden raakten me diep. Hoewel bedoeld om druk weg te nemen, deden ze me twijfelen aan al mijn keuzes. Ik voelde druk om van alle kanten de ballen hoog te houden. Nam ik te veel hooi op mijn vork? Het was moeilijk om in mezelf te blijven geloven, vooral wanneer mensen van wie ik ondersteuning had verwacht me in twijfel trokken. Hoewel mijn omgeving vertrouwen in me had, ontbrak de steun van docenten. Ik begon te geloven dat de docentcoach misschien wel gelijk had. Misschien was ik inderdaad niet goed genoeg voor dit niveau van onderwijs. Ik begreep nooit waarom mensen zomaar met een opleiding zouden stoppen, maar nu leek uitschrijven aantrekkelijker dan ooit tevoren.
Vanaf dag één op de hogeschool voelde het alsof ik in een hokje werd geduwd waar ik helemaal niet in pas. Als je niet als perfecte student door het leven wilt gaan, word je vaak afgeschreven als slechte student. Mijn situatie is nou eenmaal anders dan bij de gemiddelde student, maar het is niet onmogelijk om dingen op mijn manier te doen. Ik ging inderdaad weinig naar de lessen. In eerste instantie lag dit niet aan mijn motivatie, maar gewoon aan dat ik mij niet gewenst voelde. Waarom zou ik naar een plek gaan waar blijkbaar geen ruimte voor mij is? Ik was zo klaar met elke dag die strijd voeren. Het kost mentaal zó veel energie om naar een plek te blijven gaan waar je continu het gevoel hebt dat je er niet thuishoort.
Goedbedoelde adviezen van verschillende docenten vulden de lucht, maar echte aandacht voor mijn situatie bleef vaak uit. Ik werd neergezet als een ongemotiveerde student, terwijl ik juist achter de schermen bezig was al die ballen in de lucht te houden. Een nieuwe thuissituatie, een eigen bedrijf en een hbo-opleiding. Het enige wat ik nodig had, was een luisterend oor. Gewoon een cheerleader die mij zou zien als mens en niet als maar een van de vele studenten.
Het voelde als een constante strijd waarbij ik werd tegengewerkt. Ik miste veel studiepunten omdat ik het idee had dat ik strenger werd beoordeeld dan anderen, simpelweg omdat ik als minder gemotiveerd werd gezien. Het was een vicieuze cirkel waarin ik terecht was gekomen. Ik durfde geen hulp te vragen uit angst om het vooroordeel te bevestigen.
Gelukkig was daar uiteindelijk die ene docent die wel in mij geloofde, een van de weinigen met wie ik echt op één lijn zat. Ze was de eerste die zag dat ik hulp nodig had en we raakten in gesprek toen ik haar benaderde voor een opdracht voor mijn vrije studiepunten. Naast schoolse zaken kon ik met haar ook praten over mijn eigen bedrijf en mijn thuissituatie. Er was altijd ruimte bij haar om over alles te praten waar ik het moeilijk mee had. Toen ik haar vertelde over het vervelende gesprek met mijn docentcoach, bleef ze doorvragen en voor het eerst in het tweede jaar voelde ik me echt gezien. Er kwam zoveel uit dat ze me uitnodigde voor een gesprek waarin we een plan maakten om alle vooroordelen aan de kant te schuiven. Alles zodat ik op stage kon. Want door alles wat er gebeurd was, voelde ik me zelfs ziek bij de gedachte om weer de schoolbanken in te gaan. Ik wist dat ik weg moest uit die giftige omgeving, zodat ik eindelijk kon laten zien wat ik echt in huis had.
En raad eens? Dat strijdplan heeft gewerkt! Mijn propedeuse heb ik in de pocket, ik heb mijn stage succesvol afgerond met een acht en heb alle docenten laten zien met wie ze te maken hebben. Door het gemaakte strijdplan kreeg ik mijn vuur weer terug en veranderde het gebrek aan motivatie in bewijsdrang. Elke stap op de hogeschool voelt als een strijd, zonder twijfel. Maar elke kleine overwinning voelt als een lichtpuntje.
Het was een constante herinnering dat ik sterker was dan de vooroordelen die tegen me werkten. Ik houd me nu vast aan mijn overtuiging dat mijn motivatie niet kan worden gedoofd door de negatieve woorden van docenten. Allemaal met de hulp van die ene docent die mij wel zag. Uiteindelijk heb ik geleerd dat je zelf hartstikke goed weet hoe je in elkaar zit. Ga op zoek naar iemand die je wel begrijpt en laat je niet gek maken. Niet iedereen wil buiten de lijntjes kleuren en dat is ook oké.

Sprookjesboek voor studenten die niet in sprookjes geloven
Een student die zonder vertraging een studie volgt, een diploma haalt én nog lang en gelukkig leeft: het lijkt net een sprookje. In de realiteit behaalt slecht 51,5% van de hbo-studenten binnen vijf jaar een diploma. In het Sprookjesboek voor studenten van Raimke Groothuizen lees je daarom de sprookjes van gemotiveerde sprookjesfiguren als metafoor voor situaties die zich afspelen in de wereld van sociale verwachtingen, prestatiedruk en daarmee verwante studieproblemen. Na ieder sprookje leren we de persoonlijke verhalen van echte studenten kennen over de reële worstelingen én de oplossingen daarvoor door échte studenten.