
De donkere kant van de maan belicht
Het antwoord op de vraag ‘Kunnen we China vertrouwen?’ ligt besloten in de twee delen van de subtitel: ‘een andere blik’ en ‘een land in transitie’. Oorspronkelijk bedoeld als vervolg op Pascal Coppens’ eerste boek ‘China’s New Normal’ (2019) werd het tijdens de pandemie een contextueel boek over China.
Coppens gebruikt zijn eigen YouTube-kanaal deels als onderzoeksbron voor zijn boek. Twintig procent van de volgers van zijn wekelijkse bijdragen zijn Chinezen. Naast zijn 20-jarige ervaring met leven en zakendoen in China, en een schare aan Chinese en westerse vrienden als klankbord, verklaart dit waarom de inzichten in dit boek zo veelzijdig zijn, genuanceerd worden ontvouwd en gekaderd – ook hete hangijzers zoals de kwestie van de Oeigoeren of Taiwan – en waarom de informatie op al die domeinen heel up-to-date is. Qua vorm onderscheidt het boek zich (kalli)grafisch door een goed uitgekiend gebruik van zwart en rood. Elk hoofdstuk bevat tevens een treffende illustratie van Stefaan Van Biesen, op het scherp van het potlood. Deze kunstenaar huldigt duidelijk het mantra ‘Tekenen is begrijpen’.
Het boek geeft je een goed inzicht in de waarden van de Chinese cultuur en maatschappij, en in de drijfveren van individuen, families, bedrijven, netwerken, de partij en het volk in de wereld en het universum waartoe deze allemaal behoren. Het verschil met westers denken wordt meteen gevat in begrippen zoals binair versus contextueel en qubitdenken, en geconcretiseerd met een lijstje van negen polariserende stellingen bekeken vanuit een westerse versus een Chinese bril. Aan de basis ligt telkens de vraag of beide groepen – China/de Chinezen versus het Westen/de westerlingen – elkaar eerder vertrouwen dan wel wantrouwen. Deze aanpak laat je meteen aanvoelen dat dit boek je gaat doen nadenken over vele vragen, en je anders en voorbij de projecties leert kijken in de zoektocht naar antwoorden.
Om het westers denken te voeden, ontwikkelt Coppens acht cirkelvormige contexten, die concentrisch uitdijen vanuit het individu, dat – jawel – centraal staat in de Chinese cultuur. Chinezen denken immers in termen van relaties tussen de dingen, van veranderingen en een cyclische terugkeer naar de oorspronkelijke staat. Westerlingen denken sterk rechtlijnig, vanuit feiten en acties, in termen van inhalen of voorbijstreven. En dat leidt tot radicaal andere percepties, dynamieken en vraagstellingen: ‘Waarom zijn Chinese werknemers niet loyaal? Hoe kunnen Chinezen iets veranderen als ze niet openlijk mogen protesteren? Waarom willen Chinezen niet méér vrijheid en democratie? Haalt China ooit het Westen technologisch in? Wantrouwt China het Westen of vertrouwt het steeds meer op zichzelf?’.
China kan bogen op een rijk waardenset van 5000 jaar beschaving. Coppens laat zien hoe de Chinese levenshouding, onder meer doordrongen van het confucianisme en het taoïsme, heel veel veerkracht in zich draagt om de uitdagingen van de 21ste eeuw aan te gaan. In deze tijd en wereld is het goed dat Chinezen hoopvol zijn, dat ze met ambiguïteit kunnen omgaan dank zij contextueel en holistisch denken, en dat het Chinese systeem traag maar heel zeker evolueert omdat het op lange termijn denkt. Deze andere manier van denken kan ook ons aanzetten om de nodige zelfreflectie aan de dag te leggen over onze ‘eigen’ waarden als democratie, vrijheid, mensenrechten, gelijkheid,… en stil te staan bij de dubbele standaarden die het westers leiderschap vaak hanteert of de aannames van waaruit zij redeneren, stelt Coppens.
Kunnen we China vertrouwen? behandelt het denken en doen in heel diverse domeinen van de Chinese samenleving, economie en cultuur. Coppens schetst zowel de werking van als de evolutie binnen de acht ‘cirkels van vertrouwen’ en laat je vooral ook de onderlinge samenhang zien, een eeuwenoud, vernuftig systeem! Je krijgt een terugblik op de recente geschiedenis van graduele transities en een inzicht in hoe razendsnelle digitale revoluties de Chinese netwerkmaatschappij ondersteunen. Je staat perplex van het ongelofelijk tempo van maatschappelijke, technologische en economische transformaties in dit land. De sneltreinvaart van Chinese vooruitgang vormt een groot contrast met de starheid van de westerse perceptie hierover, die is blijven steken in het begin van deze eeuw.
Het antwoord op de hoofdvraag Kunnen we China vertrouwen? is uiteraard niet binair. Allereerst bestaat hieromtrent wellicht een verschil tussen China als staat en de Chinese burgers. Alvorens je bovendien iemand kunt vertrouwen, moet je hem of haar begrijpen, en ook willen begrijpen. Dit hangt heel erg af van de bril waarmee we kijken, en daar moeten we ons van bewust zijn in al onze relaties. Als bevoorrechte getuige van allerlei ontwikkelingen in China wil Coppens de lezer onverbloemd wakker schudden door verschillende perspectieven aan te reiken. Daarom is het logisch dat hij in dit boek alle moeite doet om ‘de donkere kant van de maan’ te belichten. Dit deed de Chinese ruimtesonde begin 2019 overigens letterlijk. Als symbool kan dit tellen: donker en licht, yin en yang, allerlei tegenstellingen die onlosmakelijk verbonden zijn binnen een geheel. Zo kijken de Chinezen naar het universum en dat is een heel andere bril dan de westerse.
Met dit boek doet Coppens een oproep om in onze huidige wereldorde op zoek te gaan naar die oorspronkelijke verbinding. Daar is China in haar cyclisch denken al heel lang mee bezig. Bij haar 200ste verjaardag in 2121 wil de Communistische Partij van China de droom van datong (de grote eenheid) tot realiteit verheffen: een egalitaire wereld waarin iedereen veilig is en voor iedereen gezorgd wordt. Weliswaar een communistisch ideaal, waarbij je volgens mij raakvlakken kan zien met het Donut-model van Kate Raworth. Volgens deze Oxford-econome vormt de realisatie van een sociaal fundament binnen de grenzen van een ecologisch plafond de breedband voor een rechtvaardige economie ingebed in een veilige samenleving. Een ware omkering van het westerse neoklassieke economisch denken! Xi Jinping heeft in 2020 aan de datong-droom alvast heel wat klimaatambities toegevoegd voor de nabije toekomst.
Volgens Coppens zou een gezamenlijke klimaataanpak en een gedeelde bekommernis om meer gelijkheid tussen de klassen kunnen leiden tot wereldwijde doelen, waarbij we wederzijds van elkaar kunnen leren. Wat het klimaat betreft kan het Westen China inspireren om haar burgers meer van onderuit te betrekken bij de gigantische ecologische uitdagingen. Het Chinese streefdoelenmodel – weliswaar van bovenaf opgelegd – kan dan weer performanter blijken dan het westerse in het (voortijdig) bereiken van klimaatdoelen. Ook al slaagde China erin om binnen drie decennia extreme armoede uit te wissen, toch nam de ongelijkheid – net als in Angelsaksische landen – zienderogen toe. Misschien kunnen zowel China als het Westen, elk vanuit een andere richting, gradueel evolueren naar een maatschappij, waar naast de markt en de overheid ook hechte communities een trekkende rol vervullen om de samenleving mee vorm te geven, bijvoorbeeld door gemeenschappelijke hulpbronnen als commons te beheren1. Het lijkt me niet onmogelijk.
Door zijn transparante en contextgerichte aanpak slaagt Coppens erin om het Westen verschillende spiegels én opties voor te houden, zodat het mee de toekomstige richting van de planeet kan blijven bepalen. China probeert alvast vol vertrouwen koers te houden voor de doelstellingen in eigen land: zelf de motor zijn van de toekomst, interne armoede verder aanpakken en een grotere leidersrol opnemen in de wereld. Zelfs zonder dat China op macht en expansie uit is, kan de interne dynamiek het economisch zwaartepunt al naar het Oosten doen verschuiven; er zijn genoeg landen die met een performant China willen samenwerken, merkt Coppens.
Kunnen we China vertrouwen? is ten zeerste aanbevolen voor wie zich vanuit een ander perspectief over China wil laten bevragen. Het Chinese leiderschap weet wat het wil en waar het naartoe wil, maar geldt dit ook voor de westerse leiders? Via kritische zelfreflectie moeten Europa en de Europeanen volgens Coppens dringend beseffen dat de westerse blik en het lineaire denkpatroon niet (meer) de alleenzaligmakende standaarden in de wereld zijn. Ook de media dragen volgens mij een belangrijke verantwoordelijkheid om hierover genuanceerde perspectieven weer te geven. Door op zoek te gaan naar eenzelfde verbindend doel kunnen westerlingen en Chinezen elkaar – met de nodige wederzijdse openheid én alertheid – beter leren kennen, begrijpen, waarderen en… vertrouwen. Niet eenvoudig na een jaar van snelle geopolitieke verschuivingen die escaleerden sinds de publicatie van dit boek. Hoe meer we echter met elkaar in contact komen, hoe meer we dit vertrouwen kunnen opbouwen.
Els Verstraete – Leerkracht Economie/Aardrijkskunde Xaveriuscollege Borgerhout, België
1 Hoe verpest kapitalisme onze economie? Econoom Irene van Staveren (Erasmus Universiteit Rotterdam) voor Universiteit van Nederland, 9 juni 2022 – geraadpleegd op 17 januari 2023.

Kunnen we China vertrouwen?
Willen we de kansen benutten die de transitie van China ook ons en onze economie biedt, dan is een genuanceerde blik noodzakelijk. Kunnen we China vertrouwen? brengt een geschakeerd antwoord op de vele vragen over China die ons wantrouwen inboezemen. Het boek duikt in de Chinese context om aannames en stereotypen te overstijgen en te achterhalen hoe de Chinees in elkaar zit, in de maatschappij staat en aan bedrijfsvoering doet. Op die manier wil het de lezer het China van morgen, en onze eigen toekomst, beter helpen begrijpen.